Een van de belangrijkste aspecten van een succesvolle embryotransplantatie is de draagmerrie. Op het moment van embryotransplantatie moet de draagmerrie in de juiste fase van haar cyclus zijn om ervoor te zorgen dat het getransplanteerde embryo door de baarmoeder kan bewegen en daarmee zijn aanwezigheid aan kan geven. Drachtherkenning zal plaatsvinden en luteolyse (regressie van het corpus luteum ofwel gele lichaam) zal worden voorkomen zodat de dracht hormonaal wordt ondersteund en de draagmerrie niet opnieuw hengstig wordt. Zij zal dan de dracht uitdragen tot de geboorte en alle daarmee gepaard gaande risico’s ondergaan. Ze zal het veulen voorzien van levensreddende biest, het beschermen en opvoeden als van haarzelf. Kort samengevat; de draagmerrie speelt een cruciale rol in de eerste levensfase van het ET-veulen en het is van belang haar dus zorgvuldig te selecteren.
Mocht u na het lezen van dit document nog aanvullende vragen hebben neem dan alstublieft laagdrempelig contact op met Equiception zodat we gezamenlijk tot optimale resultaten kunnen komen.
De ideale draagmerrie is een merrie zonder veulen aan de voet, tussen de 3 en 15 jaar oud en weegt tussen de 500 en 750 kg. Als de merrie ouder is dan 12 jaar, moet zij ten minste eenmaal zelf succesvol een gezond veulen op de wereld gezet hebben. Een draagmerrie moet in een goede fysieke conditie verkeren, makkelijk zijn in de omgang en niet meer dan 150kg verschillen in lichaamsgewicht van de donormerrie. Merries met een veulen aan de voet kunnen als draagmerrie gebruikt worden, maar we zetten liever geen embryo’s over in merries die minder dan 35 dagen geleden geveulend hebben.
Guste merries (merries die wel geïnsemineerd zijn maar niet drachtig geworden zijn) kunnen afhankelijk van de reden dat ze gust zijn, alsnog geschikt zijn als draagmerrie. De merrie wordt eerst beoordeeld op haar algehele fysieke toestand en daarna moet een uitgebreid voortplantingsonderzoek uitgevoerd worden. Daarbij wordt gekeken naar mogelijke afwijkingen die invloed zouden kunnen hebben op het drachtig worden of blijven na transplantatie van een embryo. Als de merrie zelf niet tot moeilijk drachtig te krijgen is, kan dat ook het geval zijn wanneer zij een embryo krijgt. Er worden 2 tot maximaal 3 embryo’s overgezet in één draagmerrie per seizoen. Als zij daarna nog niet drachtig is/blijft, is zij ongeschikt en wordt zij niet langer ingezet als draagmerrie.
Equiception is in het bezit van een grote groep kwalitatief goede draagmerries, welke allemaal kritisch geëvalueerd zijn voordat de keuze werd gemaakt om ze als draagmerrie in te gaan zetten. Deze merries worden beschikbaar gesteld voor de embryo’s van donormerries van onze klanten. Het is echter niet ongebruikelijk dat klanten een eigen merrie willen gebruiken als de ontvangster van het embryo van hun donormerrie. Dit is begrijpelijk en kan zeker een acceptabele optie zijn, maar het is aan te raden de situatie eerst goed samen te evalueren voordat er wordt gekozen om een eigen draagmerrie te gaan gebruiken. Er zijn een aantal belangrijke punten om in gedachten te houden:
Uiteindelijk is het de keus van de klant of zij hun eigen draagmerrie of een draagmerrie van Equiception willen gebruiken en Equiception zal deze keuze respecteren. Equiception is echter niet verantwoordelijk voor de mogelijke consequenties van het gebruik van een minder dan ideale draagmerrie van een klant.
Een potentiële draagmerrie moet kritisch geëvalueerd worden voordat besloten wordt haar in te zetten als draagmerrie. Er dient een algeheel lichamelijk onderzoek uitgevoerd te worden, gevolgd door een uitgebreid fertiliteitsonderzoek waarbij wordt gelet op mogelijke afwijkingen die invloed zouden kunnen hebben op het drachtig worden of het uitdragen van een dracht. Bijvoorbeeld, merries die een Caslick procedure nodig hebben zijn waarschijnlijk geen ideale draagmerries. Eveneens is de aanwezigheid van vocht, lucht of cystes in de baarmoeder verre van ideaal in een potentiele draagmerrie en afhankelijk van de ernst kan het te risicovol zijn de desbetreffende merrie in te zetten. Echter, de selectie van een draagmerrie is niet altijd zo zwart wit en er kan bijvoorbeeld niets op tegen zijn om een oudere merrie met veulen aan de voet, maar wel met een enkele grote baarmoedercyste, in te zetten als draagmerrie. Merries met een actieve baarmoederontsteking moeten pertinent niet als draagmerrie worden gebruikt en het is maar de vraag of ze überhaupt ooit in de toekomst ingezet zouden moeten worden als draagmerrie.
Bij Equiception staan de draagmerries vanaf begin december onder extra verlichting om ervoor te zorgen dat zij al vroeg in het seizoen cyclisch zullen worden en klaar zijn om embryo’s te ontvangen. Het is mogelijk om niet-cyclische merries die met hormonen zijn behandeld of merries waarbij de eierstokken verwijderd zijn te gebruiken als draagmerries. Echter, bij deze merries ligt het drachtpercentage wel iets lager in vergelijking tot goed gesynchroniseerde cyclische merries.
Embryo’s worden meestal gespoeld op dag 7 tot 9 na ovulatie en worden overgezet in een draagmerrie die 4 dagen na de donormerrie heeft geovuleerd (-4 synchroniciteit) tot één dag voor de donormerrie (+1 synchroniciteit). Overzettingen in draagmerries die 5 dagen na de donormerrie hebben geovuleerd kunnen ook leiden tot succesvolle drachten, echter, over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat de hoogste drachtpercentages worden behaald indien de draagmerrie 1 tot 2 dagen na de donor heeft geovuleerd.
Afhankelijk van de situatie kan het nodig zijn om actief de cyclus van de donormerrie met een enkele draagmerrie te synchroniseren. In het geval van een grote groep draagmerries is synchronisatie niet nodig aangezien er elke dag merries spontaan zullen ovuleren en er dus ook dagelijks geschikte merries aanwezig zullen zijn om een embryo in over te zetten. Het synchroniseren van de hengstigheid van de donormerrie met een enkele draagmerrie gebeurt meestal met behulp van prostaglandines. Als beide merries in dioestrus zijn met een actief corpus luteum (geel lichaam), is een eenmalige dosering genoeg, eventueel zijn twee injecties met een tussenpauze van 14 dagen nodig. Het is aan te raden om het moment van toediening van de prostaglandines te bepalen aan de hand van de ovariële status van de merries. Het kan aan te raden zijn om de draagmerrie een aantal dagen na de donor merrie hengstig te spuiten om de kans te vergroten dat ze qua cyclus wat achter gaat lopen op de donor merrie. Zodra beide merries hengstig zijn, kan het moment van ovuleren gesynchroniseerd worden door het geven van een middel welke de ovulatie induceert (hCG of deslorelin). De merries dienen dagelijks gevolgd te worden na de toediening van hCG of deslorelin om de exacte dag van ovulatie te bepalen. Zodra de donormerrie geovuleerd heeft, kan de ovulatie van de draagmerrie geïnduceerd worden zodat zij 1 tot 2 dagen na de donormerrie zal ovuleren.
Het is van belang de cyclus van de draagmerrie goed te volgen en hierbij te letten op folliculaire ontwikkeling, patroon van oedeem in de baarmoeder, de dag van ovulatie, het aantal ovulaties, de ontwikkeling van het corpus luteum en de aanwezigheid van reproductieve afwijkingen. Naast synchroniciteit van de cycli, is dus ook de kwaliteit van de cyclus een belangrijke factor in het selecteren van een geschikte draagmerrie.