In de meeste gevallen zal Equiception het embryo spoelen en overzetten, we zijn hierbij echter sterk afhankelijk van de vaste dierenarts van de klant om de merrie op gepaste wijze voor te bereiden en te insemineren voor de spoeling. Een cruciaal onderdeel van het produceren van een dracht via ET hebben wij dan ook niet zelf in de hand en de kans op succes neemt toe als beide partijen weten wat de verwachting is en onderling goed communiceren.
In dit document beschrijven we de aanbevelingen van Equiception voor de begeleiding van de donormerrie om inzicht te geven in wat wij verwachten van de dierenarts die de fertiliteitsbegeleiding van de donormerrie verzorgt.
Mocht u na het lezen van dit document nog aanvullende vragen hebben neem dan alstublieft laagdrempelig contact op met Equiception zodat we gezamenlijk tot optimale resultaten kunnen komen.
De meest succesvolle donormerries zijn vaak jonger dan 15 jaar, hebben geen fertiliteitsproblemen en zijn in goede conditie zonder ziekte en stress. Daarnaast is het aan te raden om de merrie op z’n minst één veulen zelf te laten dragen voordat zij 8 tot 10 jaar oud is. Om de fertiliteit van de merrie te optimaliseren en problemen door verbindweefseling van de baarmoedermond te voorkomen, is het goed voor de merrie om af en toe (elke 3 tot 4 jaar) haar eigen veulen te dragen.
In veel gevallen hebben we echter te maken met een verre van ideale donormerrie en het is niet ongebruikelijk om een oudere merrie (die misschien zelfs nog nooit een veulen heeft gehad) aangeboden te krijgen. In dit soort gevallen zijn de kansen op een succesvolle ET naar verwachting lager en wordt een daarop aangepaste begeleiding nog belangrijker.
Als het de bedoeling is om de niet-drachtige donormerrie zo vroeg mogelijk in het seizoen te insemineren en spoelen, is het aan te raden haar onder kunstmatig licht te houden (met 16 uur licht per dag), beginnende ongeveer 2 maanden voor de gewenste eerste ovulatiedatum. Lichttherapie moet ongeveer begin december ingezet worden om begin februari folliculaire ontwikkeling en ovulatie te stimuleren, waarna het doorgezet dient te worden tot ongeveer eind maart/begin april.
Het is belangrijk dat de lichtsterkte in alle hoeken van de stal ten minste 200 Lux is. Luxmeters zijn gemakkelijk online te verkrijgen.
Drachtige donormerries, die voor april zijn uitgerekend, kunnen ook onder hetzelfde kunstmatige licht protocol gehouden worden om te voorkomen dat zij na hun veulenhengstigheid alsnog anoestrisch worden.
Donormerries die recent geveulend hebben, kunnen relatief snel succesvol embryo’s leveren, of het echter verstandig is om de veulenhengstigheid te gebruiken, is per merrie en situatie verschillend en alleen het overwegen waard bij een probleemloze geboorte en een goed herstellende baarmoeder.
Het is aan te raden om bij aanvang van het seizoen een uitgebreid fertiliteitsonderzoek te laten uitvoeren, inclusief diagnostiek zoals een swab en biopt van de baarmoeder indien geïndiceerd op basis van de voorgeschiedenis. Het doel is om vast te stellen of de merrie in goede lichaamsconditie verkeert, of ze last heeft van een medisch probleem en om haar voortplantingsstatus te evalueren (anoestrus, transitioneel of cyclisch).
Zodra de donormerrie cyclisch is, dient haar cyclus routinematig via echografie per rectum gevolgd te worden om het juiste moment voor inseminatie te bepalen. Afhankelijk van de folliculaire ontwikkeling wordt de merrie aanvankelijk iedere 2 tot 3 dagen gecontroleerd. Zodra er een follikel van ongeveer 40 mm is ontstaan, dienen de controles dagelijks te worden uitgevoerd. De donormerrie kan geïnsemineerd worden als het follikel ongeveer een diameter van 35-45 mm groot heeft, afhankelijk van het ras (koudbloedrassen zoals Friezen ovuleren grotere follikels en deze merries worden dus relatief later geïnsemineerd). Het doel is om de merrie te insemineren met vers, gekoeld of diepvriessperma binnen respectievelijk 48, 24 of 12 uur voor ovulatie. Als er maar een enkele dosis diepvriessperma beschikbaar is, is het aan te raden de merrie elke 4 tot 6 uur te scannen en haar vlak na ovulatie te insemineren.
Om een betere inschatting te kunnen maken van het ovulatiemoment, kan deze geïnduceerd worden door het geven van medicatie waarna de merrie ongeveer 36 tot 40 uur later zal ovuleren. Het induceren van de ovulatie is met name succesvol als de merrie goed hengstig is (oedeem in de baarmoeder en slappe baarmoedermond) met een groot follikel (≥ 35 mm in diameter).
Echografisch onderzoek dient dagelijks voortgezet te worden om de precieze ovulatiedatum en het aantal ovulaties vast te stellen en om de baarmoederreactie op de inseminatie in de gaten te houden. Merries die na het insemineren vocht in de baarmoeder ontwikkelen zullen behandeld moeten worden om de kans op een embryo te optimaliseren.
De embryospoeling zal ingepland worden op basis van de ovulatiedatum en factoren zoals de leeftijd van de donormerrie, type sperma dat gebruikt is en informatie van eerdere embryospoelingen bij de desbetreffende merrie. Meestal wordt het embryo gespoeld op dag 7 of 8 na ovulatie. Bij oudere donormerries (≥ 20 jaar oud) en merries die geïnsemineerd zijn met diepvriessperma, is er soms een kleine vertraging in de ontwikkeling van het embryo en kan het dus de voorkeur hebben om pas op dag 9 te gaan spoelen.
Vochtophoping in de baarmoeder na inseminatie, ook wel PMIE genoemd, is het meest voorkomende fertiliteitsprobleem bij middelbare tot oudere (≥ 15 jaar) donormerries. Voor de inseminatie ziet de baarmoeder er meestal normaal uit, echter de dag na inseminatie is er een matige tot grote hoeveelheid vocht aanwezig in de baarmoeder. In de meeste gevallen is deze ontstekingsreactie een gevolg van antigene stimulatie door de spermatozoa en niet door een bacteriële infectie. Indien er geen behandeling wordt ingezet is de merrie niet altijd zelf in staat om op te schonen voordat het embryo in de baarmoeder aankomt, wat een afname in de kans op overleving van het embryo tot gevolg heeft.
De behandeling van PMIE bestaat uit het spoelen van de baarmoeder met grote hoeveelheden (1 tot 3 liter) steriele zoutoplossing of Ringer lactaat oplossing in combinatie met de toediening van medicatie die baarmoedercontracties stimuleert, zoals oxytocine (10 tot 20 eenheden, IM of IV). De baarmoeder wordt gespoeld tot de spoelvloeistof helder terugkomt en in sommige gevallen kan dat betekenen dat volumes van 5 liter, of zelfs meer, nodig zijn. Het is niet ongebruikelijk dat merries met PMIE meerdere dagen achter elkaar behandeld moeten worden. Aangezien het embryo 6 dagen na ovulatie in de baarmoeder aankomt, is het doel om op dag 5 na ovulatie klaar te zijn met behandelen. Als vuistregel kan aangehouden worden dat de baarmoeder gespoeld moet worden wanneer het vocht in de baarmoeder >1cm diep is bij echografisch onderzoek.
Kleinere volumes intra-uterien vocht zijn vaak goed te behandelen met alleen de middelen die baarmoedercontracties stimuleren. Afhankelijk van de ernst is soms één toediening genoeg om het vocht uit de baarmoeder te werken. In ernstigere gevallen kan een hogere toedieningsfrequentie noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld iedere 4 tot 6 uur tot het moment van het volgende echografisch onderzoek (met de eerste toediening net na de baarmoederspoeling).
Oxytocine stimuleert gedurende 30 tot 45 minuten baarmoedercontracties.
Als een merrie eenmaal vocht in de baarmoeder heeft gehad na inseminatie is het niet ongebruikelijk dat zij datzelfde gaat laten zien bij daaropvolgende inseminaties. Om de reactie in deze merries te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, is het aan te raden om maar eenmaal te insemineren, preventief de baarmoeder te spoelen op 4 tot 6 uur na inseminatie en om de toediening van oxytocine en/of prostaglandine strategisch in te zetten.
De diagnose infectieuze endometritis (baarmoederontsteking) kan gemaakt worden op basis van een combinatie van het echografische beeld (aanwezigheid van vocht in de baarmoeder), de aanwezigheid van ontstekingscellen bij cytologie, groei van organismen op kweek en de aanwezigheid van DNA van bacteriën of schimmels bij een PCR analyse. De meest voorkomende verwekkers van infectieuze endometritis zijn bacteriën (Streptococcus equi subspecies zooepidemicus, Escherichia coli, Klebsiella pneumonia en Pseudomonas aeruginosa) en in mindere mate gisten en schimmels (Candida albicans en Aspergillus fumigatus).
De behandeling bestaat uit het spoelen van de baarmoeder om het ontstekingsvocht te verwijderen gecombineerd met daarna infusie van het juiste antimicrobiële middel in de baarmoeder gedurende 3 tot 5 dagen. De merrie kan hengstig gespoten worden nadat zij heeft geovuleerd en aan het begin van de hengstigheid kan vervolgens gecontroleerd worden of ze weer ‘schoon’ is. Afhankelijk van de uitkomst, kan de merrie dan die cyclus geïnsemineerd worden of opnieuw worden behandeld.
Het voorkomen van infectieuze endometritis bestaat uit het corrigeren van predisponerende factoren, zoals het dichtzetten (Caslick) van een merrie met slechte perineale conformatie. Om contaminatie zoveel mogelijk tegen te gaan is het belangrijk om altijd hygiënisch te werken, steriele materialen te gebruiken, en de merrie goed na te kijken na insemineren en het spoelen van embryo’s.
Bij oudere merries (≥ 15 jaar) wordt regelmatig gezien dat de baarmoedermond minder goed verslapt tijdens de hengstigheid en kan er na inseminatie een behoorlijk volume aan ontstekingsvocht ophopen in de baarmoeder. Om deze merries dus goed te begeleiden is het belangrijk om in te spelen op deze mogelijke problemen. Een onderzoek met een vaginaal speculum en een manuele evaluatie van de baarmoedermond tijdens de hengstigheid geeft informatie over de mate van verslapping van de baarmoedermond en daarmee een indicatie over de te verwachten problemen na inseminatie.
Merries met een verhoogd risico worden idealiter maar eenmaal geïnsemineerd en 4 tot 6 uur later gespoeld om het resterende sperma, ontstekingscellen en vocht uit de baarmoeder te verwijderen. Na de spoeling kan de baarmoedermond voorzichtig met de hand gedilateerd (opgerekt) worden en tevens kunnen oxytocine en prostaglandine helpen met de evacuatie van vocht uit de baarmoeder.
Om Equiception de kans te geven om een draagmerrie te synchroniseren met uw donormerrie is het van belang ons op de hoogte te houden over de cyclus van uw merrie.
Neem contact met ons op wanneer:
Neem (zo snel mogelijk) contact met ons op wanneer:
Meer informatie over het gebruiken van een eigen draagmerrie vindt u hier.